ERFGOED

William Lyons wilde oorspronkelijk zijspancombinaties voor motorfietsen bouwen en richtte daartoe in 1922 de Swallow Sidecar Company op. In 1927 was hij al overgestapt op auto's.

In 1931 lanceerde Lyons de SS1, de eerste in een hele reeks legendarische auto’s. Naarmate zijn auto's steeds beter werden, ging hij op zoek naar een naam die de snelheid, ranke uitstraling en het tomeloze vermogen van de auto's weerspiegelde. En zo ontstond in 1935 de naam Jaguar.

MILITAIRE PRECISIE

Tijdens de Tweede Wereldoorlog concentreerde Jaguar zich vooral op de productie van zijspancombinaties voor militair gebruik, maar leerde de onderneming ook vliegtuigen ontwerpen en bouwen. Toen Jaguar op de London Motor Show van 1948 zijn nieuwe XK 120 met zijn ongeëvenaarde vermogen van 160 pk voorstelde, was deze voorbestemd om een van de beroemdste sportauto's ooit te worden. Tijdens de Motor Show van 1950 werd de Mark VII saloon gepresenteerd en opnieuw stal Lyons de show.

Jaguar had tegen die tijd een hoogstaande reputatie opgebouwd, bouwde een schitterende grote saloon en een prachtige sportauto, maar had nog een kleiner volumemodel nodig. Om de kloof te dichten, investeerde de onderneming daarom in 1955 een miljoen pond in het ontwerp en de ontwikkeling van de Jaguar 2.4.

Na een verkenningsrace in Le Mans in 1950 realiseerde Lyons zich dat Jaguar alles in huis had om een succesvolle raceauto te bouwen. Hij liet zich daarom overtuigen om een volbloed raceauto te ontwikkelen. Zo zag de XK120C (of C-type zoals hij meestal werd genoemd) het levenslicht. In 1951 werden er drie C-types gebouwd voor Le Mans. De Jaguars waren een grote onbekende, maar met Peter Walker en Peter Whitehead achter het stuur wist de C-type een opmerkelijke zege te behalen bij zijn racedebuut.

Intussen hadden Jaguar ingenieurs in samenwerking met Dunlop een noviteit ontwikkeld: de schijfrem. Die zou Jaguars geheime wapen worden bij haar terugkeer naar Le Mans in 1953. Met hun fadingvrije remmen konden de C-types aan het einde van de 5,6 kilometer lange, rechte ‘Mulsanne Straight’ vol vertrouwen afremmen vanaf snelheden van ongeveer 240 km/h en konden ze later remmen dan hun rivalen. Het resultaat was een klinkende overwinning met de Jaguars in eerste, tweede en vierde positie. Meer bewijs was niet nodig om vast te stellen dat Jaguar inmiddels tot de groten der aarde behoorde en dat de XK-motor een sterk staaltje techniek was. Tegen het einde van het decennium hadden de C-type en zijn opvolger, de D-type, in het totaal vijf zeges op hun naam geschreven in Le Mans.

Tegen de jaren zestig had Jaguar opnieuw behoefte aan een grote doorbraak. Dat werd de E-Type, die in 1961 werd aangekondigd. Evenals de XK120 in 1948 had gedaan, was dit model een ware openbaring, die de tijdsgeest perfect wist te vatten. Een absoluut icoon en ongetwijfeld de beroemdste sportauto aller tijden. In de daaropvolgende dertien jaar werden er 70.000 exemplaren van de Jaguar E-Type gebouwd, waarvan zestig procent zijn weg vond naar de Verenigde Staten. In 1968 was het de beurt aan de XJ6. Die was zonder twijfel de beste Jaguar saloon tot dan toe en kon onmiddellijk op heel wat bijval rekenen. Zijn vormgeving was opnieuw een meesterwerk van de hand van Lyons. In een tijdperk waarin personenauto’s hun karakter begonnen te verliezen, wist de Jaguar een sterke identiteit naar voren te schuiven.

In 1972 ging de toen 71-jarige Sir William Lyons met pensioen.

In 1975 werd de XJ-S gelanceerd, een sportauto met het raffinement en het lage geluidsniveau van een saloon, die tot in de jaren tachtig populair zou blijven.

In het daaropvolgende decennium streed Jaguar mee in de Amerikaanse IMSA-klasse, het Europese toerwagenkampioenschap en de wereldkampioenschappen. In 1988 voegde het merk nog een Le Mans-zege toe aan de vijf overwinningen uit de jaren vijftig. Twee jaar later, precies veertig jaar na de eerste deelname aan Le Mans, schreef Jaguar de eerste en tweede plaats op zijn naam, en haalde het merk zijn zevende Le Mans-overwinning binnen.

Gedurende de jaren negentig lanceerde Jaguar de XK8, de nieuwe sportcoupés en convertibles uit de XKR-serie en de middelgrote sportsaloon S-type, waarmee het programma uitgroeide tot het grootste ooit.

In februari 2001 werd de nieuwe X-Type het hoogtepunt van de Autosalon van Genève. Een jaar later was het de nieuwe XJ met zijn revolutionaire aluminium carrosserieconstructie die op de Autosalon van Parijs werd geïntroduceerd. Daarna volgde de XF, de eerste sportsaloon die ontsproot aan de filosofie van mooie, snelle auto’s bouwen. Het volgende hoofdstuk was een nieuwe XJ en het laatste wapenfeit tot nu toe is de introductie van de nieuwe Jaguar F-TYPE Convertible en Coupé.

Net als in het verleden zijn de nieuwe Jaguars het resultaat van een unieke doelstelling, die het beste kan worden beschreven met de woorden van de charismatische oprichter van het merk: "Een auto bouwen die zo veel mogelijk overeenkomt met een levend schepsel.”

Veel van de auto’s die Jaguars naam en faam hebben gevestigd, vindt u tegenwoordig terug in het Jaguar Heritage Museum in Coventry. Met ongeveer 160 tentoongestelde modellen en een archief van duizenden afbeeldingen en documenten die teruggaan tot de eerste jaren van de onderneming, is er geen betere manier om de geschiedenis van Jaguar persoonlijk te ontdekken.